Dinus Grotenhuis is geboren op 16 april 1945 aan de Brandweg A 15 in Lemelerveld (gemeente Dalfsen) als ‘bevrijdingskind’. Zijn moeder was van hem in verwachting toen zijn vader bijzonder actief in het verzet was, met gevaar van eigen leven. In de eerste editie van de Dalfser Courant staat op de voorpagina “Bevrijd Dalfsen ” met de foto van koningin Wilhelmina en op pagina 2 bij de Burgerlijke stand: Geboren Berendinus Grotenhuis, z. v. H. Grotenhuis en A. Horsman.
Hij heeft zijn verhaal over zijn ouders met de onderduikers (Amerikaanse en Britse piloten en weigeraars tewerkstelling in Dld) en het clandestiene slachten en voedseldistributie t.b.v. de verzetsmensen (o.a. de verzetsgroep Dalfsen-Lemelerveld-Ommen in de bossen van het landgoed Rechteren) voor onze redactie opgeschreven.
Het gezin Grotenhuis-Horsman woonde aan de Brandweg A15 te Dalmsholte. De samenstelling van het gezin was als volgt: Opa Horsman, Dieks en Aaltje Grotenhuis, Gerrit (1937), Henk (1941) en Dinus (16 april 1945).
Hieronder zijn verhaal:
Onderduikers
Gedurende de oorlogsjaren hadden wij een paar onderduikers. Vanaf 1942 Hendrik Tempelman (Dedemsvaart) en Ype van der Ziel (Zwolle). Beiden waren ondergedoken om te voorkomen dat ze in Duitsland tewerk gesteld (Arbeitseinsatz) zouden worden. De onderduikers sliepen op de hilde boven de koeien in de stal of
hielden zich schuil in de varkensschuur of in de uitgeholde hooiberg achter het huis. De ingang van het hol werd afgesloten met een hoop knollen, wintervoer voor de koeien. ’s Avonds, als het donker was, kwamen ze uit hun schuilplaats nadat de hond het erf had verkend. Wanneer er geen onraad was jogden ze in het weiland
om in conditie te blijven.
De samenwerking met dominee en mevrouw Cor en Rie Keers
Tijdens de beginjaren van de oorlog was ds. Cor Keers Nederlands hervormd predikant in Lemelerveld en woonde hij met zijn gezin, dienstmeisje Rika Velthuis en een aantal onderduikers in de pastorie aan de Blikman Kikkertweg.
Mevrouw Rie Keers-Bokhorst heeft hun belevenissen opschreven in “Het verhaal”.
Hieronder een fragment uit “Het verhaal”:
“In onze tijd had Lemelerveld nog geen waterleiding en geen gas. Ik kookte op butagas en een oud fornuisje. Die lieve Dieks bracht altijd een lading turf bij ons als hij weer een wagen vol in het veengebied had gekocht. Dieks met z’n lieve grote en oersterke paard Max.” Na een predikantschap van 7½ jaar is de familie Keers, samen met Rika Velthuis, vertrokken naar Assen. Ook daar werd Cor Keers meteen actief in de verzetsgroep en betrokken bij het vele ondergrondse werk. Tijdens een korte vakantie in 1944 in Lemelerveld kreeg de familie bezoek van de huisarts uit Assen met de boodschap dat Cor direct moest onderduiken, de SS zat hem op spoor. Uit veiligheidsoverwegingen heeft de familie toen besloten te vertrekken naar ouderlijk huis van Mevr. Keers in Loosdrecht. Ds. Keers is eind december 1944 met zijn gezin met paard en wagen uit Loosdrecht opgehaald door Boshuizen en Velthuis uit Lemelerveld en gebracht naar Dieks en Aaltje.
Uit ‘Mijn verhaal’ “waar een kostelijke maaltijd voor ons klaarstond”.
Dieks hielp de mannen met het in veiligheid brengen van het paard en de wagen. Ik was razend benieuwd hoe het verder zou gaan; of er een paar adressen gevonden waren waar we, verspreid mochten logeren bij goede bekenden. Maar toen kwam een verrassing’ die ik m’n leven lang niet zal vergeten. Dieks nam Henk op de arm en ging voorop, daarachter Lourens die Dieks aan de kiel moest vasthouden, daarachter kwam ik, dan Carolien, toen Aaltje en daarna met de kinderwagen kwam mijn man als hekkensluiter. Zo ging het, elkaar vasthoudend in het donker, langzaamaan over smalle paadjes binnendoor naar het boerderijtje (aan de Hoenderweg) waar we de oorlog verder mochten wonen en dat de eigenaar zo maar aan ons afstond. Alles was voor ons aanwezig, de kachel brandde en er was etensvoorraad in huis. Daar werden we klein en stil van. De volgende dag kwam onze trouwe hulp Rika Velthuis weer bij ons, het boerderijtje was propvol maar wat hadden we het er goed.”
Begin 1945 viel er een bom in de buurt met als gevolg dat de ramen sprongen en deuren uit de sponningen werden geblazen, waarop Rika besloot om nooit meer alleen op te passen op de kinderen. Om dit probleem op te lossen werd onderduiker Hendrik Tempelman gevraagd met haar deze oppasdienst te verzorgen, met als gevolg dat beiden verliefd raakten op elkaar en na de oorlog zijn getrouwd en verhuisd naar Dedemsvaart. Rika leeft nog. Vooral Tempelman heeft veel werk verricht op de boerderij, ook omdat mijn vader vaak elders actief was. Hij had het zo naar zijn zin dat hij na de bevrijding nog ruim een jaar is gebleven. Buren noch familieleden hebben al die jaren iets geweten van wat er zich op A 15 heeft afgespeeld, alleen intimi. Wel kregen mijn ouders wel een de vraag waarom altijd de gordijnen voor de stalramen dicht zaten.
Ondergedoken piloten
Twee piloten waren ook ondergedoken in ons gezin. Dat waren: Leslie Monroe Sellers (VS), overleden op 2-01-2012 Greencastle, Pennsylvania
Richard C. Vogel (VS), overleden op 10-04-2003, Britse piloot
Op 11 september 1944 stortte een Amerikaanse B24 bommenwerper in de buurtschap Hessum bij Vilsteren neer. Na een aantal onderduikadressen zitten Leslie Sellers en Richard Vogel ondergedoken op Brandweg A 15 t/m 23 december 1944 en bij dokter Ten Veldhuis t/m april 1945.
Hieronder stukjes tekst uit de biografie van Leslie Sellers:
Hoofdstuk 9: “YANKS, YANKS, YANKS!”
“Boer Dieks was echt een goede man, en hij riskeerde zijn eigen leven en het leven van zijn vrouw en kinderen door zijn samenwerking met de ondergrondse. Nadat hij ’s avonds de kinderen naar bed had gebracht trok hij er samen met Dick en mij op uit voor een wandeling. Alleen ’s nachts kwamen we naar buiten om te trainen voor onze conditie. Dieks sprak geen Engels en ik geen Nederlands. Wij losten dit taalprobleem op door de namen te tekenen en uit te spreken in beide talen. Ik vertelde dat mijn vader paarden fokte en Dieks reageerde dan met “pard”. Een “bicycle” was een “feetacycle”. Het was makkelijk om over varkens te spreken omdat zij overal om ons heen waren. Dieks had kennelijk meer met mij op dan met Dick, onze senior officier, want hij sprak meer met mij. Dick maakte zich vooral zorgen over de zeven andere bemanningsleden, van wie wij op dat moment niet wisten of zij nog leefden.
Op een dag zei Dieks dat hij iets speciaals had gemaakt. Het was een kleine pannenkoek. Toen ik hem vroeg wat het was zei hij: Dit kun je alleen krijgen tijdens de eerste twee dagen. We kwamen er achter dat hij het had over de moedermelk van de koe meteen na de geboorte en bestemd voor het pasgeboren kalf (biest).
Boer Dieks had kinderen, ook een kleine jongen, die al kon praten. Op de één of andere manier moet hij ons hebben gezien of over ons hebben gehoord. Op een dag, toen een buurman op bezoek kwam, wees hij naar de varkensschuur waar wij verstopt zaten en zei: “Yanks, Yanks. Yanks!” Toen hij dat zei sloeg de schrik ons om het hart. Dat zou ons het leven kunnen kosten. Boer Dieks was ook in paniek. Hij wilde ons wel verder helpen, maar niet ten koste van zijn leven en hij wist zich dan ook geen raad. Als de Duitsers hen zouden vinden dan zouden ze hem en zijn hele familie vermoorden. Het speet hem ontzettend, maar wij moesten elders onderdak zien te vinden. Op een dag kwam Dieks bij me en zei: Er is iemand die je wil spreken.” Mijn vraag was of dit wel veilig was, omdat ik daarvoor met niemand contact had gehad. Hij zei: “Het is een vrouw”. En zo ontmoette ik mevrouw Sophia C. Bouman-Kingma – beter bekend als “Fietje”. Wat ik toen nog niet wist is dat Fietje een belangrijke rol zou gaan spelen in mijn leven. Fietje werkte voor de ondergrondse. Ze was lang, aantrekkelijk en welgemanierd, een sterke persoonlijkheid. Nadat we een tijdje met elkaar hadden gesproken zei ze dat ze graag terug zou komen. Op haar vraag of ze verder nog iets kon doen was mijn vraag of ze iets te lezen kon meebrengen. Ze kwam terug met een klein boek met oude kerkelijke gezangen “The Old Rugges Cross” en “In the Garden” en met een aantal Psalmen, ongeveer ter grootte van een klein Nieuw-Testament. Ik heb dat boek gelezen en heb het nog steeds. God begon mijn hart aan te spreken en dingen in mijn leven te veranderen. Later bracht ze me nog een ander boek en ook fruit en ze kwam vaker langs om me te verzorgen. Wat ik toen nog niet wist, was dat God Fietje wilde gebruiken voor de volgende fase van ons avontuur.
Hoofdstuk 10: “AT FIETJES’S HOUSE”
Toen de kleine zoon van Dieks had gewezen naar de varkensschuur en had gezegd “Yanks, Yanks, Yanks” werd het snel winter en kouder en kouder. Uit angst voor de Duitsers had Dieks Fietje gevraagd om een andere schuilplaats. Na enkele dagen had Fietje inderdaad een veilige plek voor ons gevonden. Het was drie of vier weken voor Kerst toen zij kwam met de mededeling dat het voor ons inderdaad te gevaarlijk was hier te blijven. En met haar mee te gaan naar haar huis. Ik kan me nog herinneren dat ik zei of ze dat wel zeker wist. Op een nacht kwam ze met fietsen bij ons en wij vertrokken naar onze nieuwe schuilplaats, in Lemelerveld aan het kanaal. Fietjes man was dokter. Wij hebben daar enkele maanden ondergedoken gezeten en hebben Fietjes echtgenoot nooit ontmoet. Ook verborg Fietje twee Joden. Hiervoor zou ze kunnen worden geëxecuteerd of in de gevangenis terecht kunnen komen. Wij werden verborgen in ‘het hol’ achter een kast met medicijnen, en onder de praktijk van de dokter.
Na de bevrijding zijn alle negen overlevenden van de crash per schip teruggekeerd naar de VS.
Sellers en Vogel zaten bij ons ondergedoken terwijl mijn moeder van mij in verwachting was. Meteen na de oorlog hebben mijn ouders van de ouders van Sellers voor mij vele babyspullen en ook voeding opgestuurd gekregen uit de VS, vanwege de grote schaarste bij ons. In een pakket zat een brief van mevrouw Sellers met de tekst dat zij mijn ouders bedankte voor wat zij voor hun zoon hebben gedaan en niet kon zeggen of zij omgekeerd de moed had kunnen opbrengen als zij voor deze keuze zou worden gesteld. Jarenlang hebben mijn ouders een kerstkaart met goede wensen ontvangen van de familie Sellers.
Oorkondes
Mijn vader heeft na de oorlog oorkondes ontvangen van Generaal Dwight Eisenhower (USA) en Air Chief Marshal (Allied Expeditionary Force van de Britisch Commonwealth of Nations als dank en waardering voor de onderduikfaciliteiten om zo uit handen te blijven van de vijand en uiteindelijk veilig weer thuis te kunnen komen.
In 2008 werd de vindplaats van de crash locatie en materiaal van de B24 gevonden, geconserveerd en tentoongesteld in de Trefkoele te Dalfsen.
Clandestien slachten
Mijn ouders zorgden voor het eten van de onderduikers en anderen: o.a. werd er regelmatig eten gebracht naar de verzetsgroep in de bossen van Rechteren. Varkens werden clandestien geslacht en het vlees werd opgehangen in de waterput voor het huis: een beschermde en beschutte plek en makkelijk af te halen door koeriers. Rinus in de Wal, oprichter van de In de Wal Automotive Groep, toen nog als jongen woonachtig aan de Hoenderweg, vertelde mij het verhaal dat hij grote brokken vlees van een varken onder een jas naar Deventer moest brengen en nauwelijks door de nauwe deur van bus kon komen. Hij vertelde ook dat hij op een avond, in het donker lopend door het weiland naar ons huis om vlees af te halen, zich rot was geschrokken toen hij de joggende onderduikers plotseling tegen het lijf liep.
De beide onderduikers werden ook ingezet voor de distributie van vooral eten.
Tekst: Dinus Grotenhuis
Fotobewerking: Hans Heerink